‘We willen de doorstroom verbeteren van het mbo naar de pabo’

Studenten in het mbo moesten tot voor kort de toelatingstoetsen aardrijkskunde, geschiedenis en natuur&techniek succesvol afronden als ze wilden starten op de pabo. Veel studenten struikelden over deze toetsen en konden daardoor niet beginnen met hun studie aan de pabo. In een werkgroep is door vertegenwoordigers vanuit de Vereniging Hogescholen, 10voordeleraar, de MBO Raad en het ministerie van OCW nagedacht over mogelijkheden om de aansluiting vanuit het mbo naar de pabo te verbeteren. Naar aanleiding van de opbrengsten van deze werkgroep is het project Doorstroom mbo-pabo opgezet. Arie Vonk van 10voordeleraar is hier vanaf juli 2022 de projectleider van.

Arie Vonk, projectleider 10voordeleraar

 

Wat houdt het project doorstroom mbo-pabo precies in?

‘Kort door de bocht draait het om een nieuwe invulling van het keuzedeel Voorbereiding Pabo. Studenten in het mbo kunnen zogenaamde keuzedelen volgen. Deze keuzedelen bereiden hen voor op het leren en studeren in het hbo. Studenten die naar de pabo willen kunnen kiezen voor het keuzedeel Voorbereiding Pabo. Tot voorheen werden de mbo-studenten tijdens de lessen vol gestopt met kennis om de meerkeuzetoetsen te halen. Ondanks alle inspanningen lukte dit in veel gevallen niet en dropen de studenten teleurgesteld af.’

‘In de nieuwe opzet pakken we dit anders aan. Studenten stellen een ontwikkelingsgericht portfolio samen, waarbij ze worden ondersteund door docenten en studieloopbaanbegeleiders vanuit het mbo en de pabo. Het verzamelde bewijsmateriaal bij elkaar opgeteld zorgt ervoor dat een student het portfolio succesvol af kan ronden en kan beginnen met een AD-opleiding of de pabo. Deze manier van werken past veel beter bij de mbo-student.’

Verandert de inhoud van het keuzedeel dan ook?

‘Nee, de inhoud van de drie vakken blijft hetzelfde. Studenten moeten dus nog steeds laten zien dat ze voldoende weten van de vakken aardrijkskunde, geschiedenis en natuur&techniek. De manier waarop deze kennis door studenten aan wordt getoond verandert.’

De inhoud van het keuzedeel blijft hetzelfde, alleen de manier waarop de kennis wordt aangetoond verandert.

Wie zijn betrokken bij deze nieuwe invulling van het keuzedeel?

‘Bijna te veel om op te noemen. Om een voorbeeld te geven: begin juni organiseerden we twee zogenaamde hackathons. Dit zijn creatieve sessies waar in verschillende groepen input over, in dit geval, de landelijke kaders van het portfolio is opgehaald. Docenten vanuit het mbo, toetsdeskundigen, vakdocenten vanuit de pabo, onderwijskundigen en studenten vanuit het mbo – ze namen hier allemaal aan deel. En hun inbreng is leidend geweest voor het formuleren van deze landelijke kaders.’

Landelijke kaders?

‘Dat zijn eigenlijk afspraken die we met elkaar maken waar elk portfolio aan moet voldoen. Pabo’s en mbo-scholen ontwikkelen in de eigen regio namelijk de portfolio’s, maar om ervoor te zorgen dat studenten na afronding van hun opleiding op elke pabo in het land kunnen studeren, moeten er wel landelijke afspraken worden gemaakt. Over de invulling van het portfolio, het niveau van de bewijsmaterialen, de begeleiding en de afronding ervan.’

Landelijke afspraken zijn nodig om ervoor te zorgen dat studenten na afronding van hun opleiding op elke pabo in het land kunnen studeren.

Pabo’s en mbo-scholen samen?

‘Dat is inderdaad het uitgangspunt. In regionale samenwerkingsverbanden tussen pabo’s en mbo-scholen wordt het portfolio verder ontwikkeld. Want ook al is het keuzedeel Voorbereiding Pabo onderdeel van het mbo-curriculum, de pabo’s hebben er alle belang bij om mee te denken bij de nieuwe invulling ervan. Zodat ze hun steentje bij kunnen dragen bij de ondersteuning en begeleiding van de studenten, zodat ze soepel door kunnen stromen vanuit het mbo naar de pabo.’

Wat gaat er de komende periode gebeuren?

‘Het project is nog maar net opgestart. Enerzijds zijn we bijvoorbeeld druk bezig met het inrichten van de website, anderzijds gaan we aan de slag om deze samenwerkingsverbanden tussen de pabo’s en de mbo-scholen van elkaar te laten leren. Want waarom zou je het wiel telkens opnieuw uit moeten vinden, als in andere regio’s ook over de invulling van het portfolio wordt nagedacht. Kortom, werk aan de winkel!’