Vergelijking van twee cesuurmethodes
Zijn de cesuurmethodes Angoff en Cohen voor de landelijke kennistoetsen vergelijkbaar? Uit onderzoek van onder andere Monika Vaheoja, psychometricus bij het programmabureau 10voordeleraar, is gebleken dat beide methodes vergelijkbare cesuren opleveren, maar dat er verschil is in efficiëntie en betrokkenheid van lerarenopleiders. Op dit moment is een proces ingezet richting itemresponstheorie (IRT), een cesuurbepalingsproces waarbij lerarenopleiders directer betrokken zijn en tegelijk de efficiëntie behouden blijft.
Beide methodes leveren vergelijkbare cesuren
Naar aanleiding van wijzigingen in de toetsmatrijzen en de cesuurmethode van de landelijke kennistoetsen, is behoefte ontstaan aan een vergelijking tussen de oude cesuurmethode (Angoff) en de nu gebruikte methode (Cohen). Lerarenopleiders van de tweedegraadslerarenopleidingen Natuurkunde en Wiskunde hebben aan dit vergelijkingsonderzoek meegedaan. De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat beide methodes vergelijkbare cesuren opleveren, maar dat er verschil is in efficiëntie en betrokkenheid van lerarenopleiders. Bij de Angoffmethode werd de cesuur vastgesteld door een panel van inhoudsdeskundigen: lerarenopleiders en docenten voortgezet onderwijs. Bij de efficiëntere Cohenmethode zijn lerarenopleiders niet meer betrokken bij de cesuurbepaling.
Itemresponsetheorie als cesuurbepalingsproces
Op dit moment is in samenspraak met de Raad voor Kwaliteitsborging Lerarenopleidingen het proces ingezet richting itemresponstheorie (IRT), een cesuurbepalingsproces waarbij lerarenopleiders directer betrokken zijn en tegelijk de efficiëntie behouden blijft. De landelijke vakoverleggen Natuurkunde en Wiskunde werken ook aan dit experiment mee.
Onderzoeksartikel in het Tijdschrift voor Lerarenopleiders
Het onderzoeksrapport heeft geleid tot een artikel van onder andere Monika Vaheoja, psychometricus bij het programmabureau 10voordeleraar, dat in maart 2021 gepubliceerd is in het Tijdschrift van Lerarenopleiders. Zij werkte daarbij samen met Theo van den Bogaart, lerarenopleider aan de Hogeschool Utrecht. Het onderzoek werd begeleid door Norman Verhelst.