‘Het landelijk vakoverleg biedt ruimte om landelijke vraagstukken gezamenlijk op te pakken’

Irene de Kleyn van de HU en Hedi Wingassen van de HAN zijn als voorzitters verbonden aan het Landelijk Vakoverleg Engels. Irene is vanaf 2017 betrokken bij het landelijk vakoverleg en Hedi vanaf 2014 na een pauze. In januari 2019 hebben ze het voorzittersstokje overgenomen. Hoe is het landelijk vakoverleg georganiseerd? Welke thema’s bespreken ze? Wat maakt het landelijk vakoverleg waardevol? En wat zijn tot dusver de belangrijkste opbrengsten van de peerreviewsessies? We vragen het Irene en Hedi.

 

Wie is Hedi

‘Ik heb de lerarenopleiding Engels gedaan waar ik nu sinds 2007 met veel plezier werk. Daarvoor heb ik als docent Engels en kernteamleider gewerkt op het Isendoorn College in Warnsveld. In die periode was ik daarnaast regiocoördinator voor de Stichting Beroepskwaliteit Leraren en ander onderwijspersoneel (SBL). Op de HAN heb ik de voltijdse opleiding gecoördineerd, maar met de invoering van de resultaatverantwoordelijke teams is deze taak anders ingericht. Vanaf dit jaar geef ik les aan de deeltijd, een nieuwe doelgroep en een nieuwe uitdaging. Verder ben ik lid van de academieraad, werk ik als docent-onderzoeker aan het thema Stuurkracht van studenten van de master ‘ontwikkelen van eigentijds onderwijs’ (movel) en begeleid ik een schooloverstijgend leeratelier binnen de vereniging OMO samen met andere opleidingspartners, zoals de Radboud Docenten Academie. Mijn vakexpertise ligt vooral op het gebied van curriculum design, vakdidactiek en praktijkgericht onderzoek. Mijn hart ligt bij het onderwijs: de student en het beroep staan bij mij centraal.’

Wie is Irene?

‘Ik heb Frans en Spaans gestudeerd aan de Universiteit Utrecht. Daarna ben ik naar Engeland verhuisd waar ik mijn eerstegraads lesbevoegdheid heb behaald aan de universiteit van Brighton. Vervolgens heb ik als docent gewerkt in het voortgezet onderwijs op de Eastbourne Academy. Daarnaast heb ik workshops ‘Creatieve werkvormen’ op de universiteit van Brighton verzorgd voor leraren Moderne Vreemde Talen (MVT) in opleiding. In 2014 ben ik weer naar Nederland verhuisd waar ik ben gestart als lerarenopleider op de HU bij de opleidingen Engels en Frans. Ik ben momenteel curriculumverantwoordelijke voor de bachelorlerarenopleidingen Engels en Frans. Tevens ben ik projectleider van de ontwerpgroep Vakdidactisch Handelen MVT voor de opleidingen Duits, Engels, Frans en Spaans. In deze leerlijn werken studenten aan leeruitkomsten volgens de principes van programmatisch toetsen. Ik ben ook verbonden bij het Kenniscentrum als docentonderzoeker in het team impactanalyse van de onderwijsinnovatie. Ik ben betrokken bij de implementatie van het observatie-instrument MVT didactiek dat is ontwikkeld door het Lectoraat Meertaligheid en Onderwijs. Dit instrument biedt studenten, lerarenopleiders en stage-/werkbegeleiders handvatten om vanuit een eenduidig vakdidactisch referentiekader te observeren en te handelen. Verder ben ik werkzaam bij het Teaching & Learning Network waar ik ben verbonden aan het team Ontwerpen. Het doel dat ik voor ogen houd is het inrichten van toegankelijk vreemdetalenonderwijs voor elke leerling en student.’

Hoe is het landelijk vakoverleg georganiseerd?

‘Het Landelijk Vakoverleg Engels bestaat uit vertegenwoordigers van acht hogescholen. Als voorzitters doen we veel in overleg en stellen samen de eindrapportage voor de peerreviews en het meerjarenplan op. Sommige taken zijn verdeeld, zoals het mailen van de collega’s en de voorzittersrol tijdens bijeenkomsten door Hedi en de organisatie van de peerreviews door Irene. Het bepalen van de agenda doen we gezamenlijk als landelijk vakoverleg. De conceptagenda sturen we rond met de vraag aan de collega's om punten aan te dragen.’

Wat is voor jullie de meerwaarde van het landelijk vakoverleg?

‘Er komen veel vraagstukken op ons als lerarenopleidingen af. Het landelijk vakoverleg biedt ruimte om deze te bediscussiëren, gezamenlijk af te stemmen en tot één landelijke aanpak of inhoudelijke conclusie te komen. Vraagstukken waar we antwoorden op hebben geformuleerd zijn bijvoorbeeld: Hoe richten we ons onderwijs zo in dat we studenten goed voorbereiden op (de keuze voor) hun afstudeerrichting? Hoe zorgen we voor voldoende aandacht voor het mbo in ons curriculum? Wat is ons standpunt met betrekking tot de landelijke kennistoets zoals die nu is, bestaande uit drie deeltoetsen? Hoe gaan we om met het studiekeuzeadvies of - in het verleden - de decentrale selectie?  Op basis van welke diploma's bieden we vrijstellingen en hoe adviseren we onze examencommissies hierin?’

Welke hoofdthema’s zijn er de afgelopen jaren besproken?

‘De afgelopen jaren is de nadruk verschoven naar de peerreviews, de organisatie ervan en de door ons beoogde doelen, zoals de herijking van de vakkennisbasis. Hierdoor blijft er minder tijd over voor andere relevante zaken. De resultaten van de landelijke kennistoets en de internationale taalvaardigheidstoets CPE worden voornamelijk intern op de verschillende hogescholen besproken. De randvoorwaarden die in het opleidingsstatuut en de onderwijs- en examenregeling vastgesteld zijn bespreken we wel, bijvoorbeeld het recht van de student op inzage en op extra faciliteiten. In afstemming met de British Council bieden we zoveel mogelijk faciliteiten, zoals extra tijd voor studenten die dit nodig hebben en hier vanuit de examencommissie recht op hebben. We bespreken de landelijke kennistoets en de wens om in de toekomst de landelijke kennistoets te beperken tot de internationale taalvaardigheidstoets (CPE). We zouden ook graag meer willen afstemmen en uitwisselen als het gaat om de flexibilisering van ons onderwijs, maar het ontbreekt ons aan tijd om de diepte in te gaan.’

‘Het landelijk vakoverleg ontwikkelt zich tot netwerkorganisatie gericht op kennisdeling en ontwikkelingsgericht werken’

Als landelijk vakoverleg organiseren jullie twee keer per jaar een peerreviewsessie. Wat is voor jullie de meerwaarde van een peerreviewbijeenkomst?

‘De doelen van de peerreviews zijn de borging van het beoogde eindniveau, herijkingswensen voor de kennisbasis verzamelen en formuleren, en de inbedding van de vakkennisbasis in ons curriculum kritisch onder de loep nemen. We hebben een kijkkader ontwikkeld waarmee we als critical friends systematisch en gericht naar deze drie doelen kijken. Verder is de uitwisseling tussen de lerarenopleidingen minstens zo waardevol en inspirerend; we nemen echt een kijkje in elkaars keuken. Daarbovenop bieden de meest recente inzichten en adviezen van de drie externe experts extra verdieping en onderbouwing aan wat we doen of welke richting we in de toekomst in willen slaan. De resultaten van de peerreviews worden teruggekoppeld naar de curriculumteams van de verschillende hogescholen en er worden implementatiewensen geformuleerd. De opbrengsten van de peerreviews worden besproken en vastgelegd in de jaarlijkse eindrapportage.’

‘Met drie externe experts per peerreviewsessie wordt elke hogeschool gehoord en gezien en borgen wij de validiteit.’

Jullie landelijk vakoverleg geeft de voorkeur aan drie externe experts per peerreviewsessie in plaats van één externe expert. Kunnen jullie aangeven wat voor jullie de meerwaarde is van drie externe experts?

‘Er zijn negen lerarenopleidingen en dat is simpelweg te veel werk voor één expert. Ook is het organisatorisch onmogelijk en is het risico van oppervlakkige of globale feedback groot. Nu wordt elke lerarenopleiding gezien en gehoord tijdens de peerreview; het curriculum, de kijkkaders, de toetsing en de herijkingswensen worden in groepen van drie lerarenopleidingen kritisch en constructief bekeken. Meerwaarde is ook dat drie externe experts elkaar versterken en nuanceren in hun oordeel en met deze opzet borgen we de validiteit.’

Wat zijn tot dusver de belangrijkste opbrengsten van de peerreviews?

‘Belangrijke opbrengsten voor ons zijn het versterken van het eigen curriculum, het aanscherpen van de beoordeling, het beoogde doel of het wijzigen van de manier van beoordelen. Een belangrijke opbrengst van de eerste peerreview, Domein 5: (Praktijk)onderzoek en ontwikkelingen in het vakgebied, is dat de kwaliteit van het ontworpen beroepsproduct centraal is komen te staan. Daarnaast constateren we dat de werkwijze van de peerreviews en de opbrengsten een steeds grotere rol spelen in de accreditatie, als validering van wat we doen, als aanjager van (fundamentele) discussies en verbeteracties die we als opleiding inzetten. Ook hebben we veel informatie verzameld voor de herijking van de kennisbasis.’

‘De werkwijze van de peerreviews en de opbrengsten gaan een steeds grotere rol spelen in de accreditatie.’

Stemmen jullie af met landelijke vakoverleggen van de andere talen?

‘Er is geen vast overleg tussen de voorzitters. Dit zou wat ons betreft waardevol zijn, mits hier tijd en ruimte voor beschikbaar gesteld wordt. Het is zeker de bedoeling dat er dit jaar afstemming is tussen de moderne vreemde talen over de herijking van de vakkennisbasis. De clustervoorzitter talen van het regieorgaan heeft contact gehad met de voorzitters van de landelijke vakoverleggen Duits, Engels, Frans, Fries, Nederlands en Spaans. Zij hebben unaniem de wens uitgesproken om gezamenlijk meer te willen opereren deze keer, en zo te zorgen voor meer standaardisering van de kennisbases: horizontale afstemming met elkaar en met de generieke kennisbasis die ook wordt herijkt. Ook zal er afstemming met de vakmaster plaatsvinden. De eerste fase van de herijking zal uit een uniformeringsslag moeten bestaan. In de bestaande structuur en teksten van de huidige kennisbases kunnen we meer eenheid creëren. Nieuwe gemeenschappelijke kennisbasisonderdelen kunnen meteen op een gestandaardiseerde manier overal worden ingevoerd. Denk aan de plek in de kennisbases en terminologie. Dit pleit voor een gemeenschappelijk plan van aanpak.’

Het Sectoraal Advies College Hoger Pedagogisch Onderwijs brengt in het voorjaar 2023 een advies uit over de toekomst van de landelijke kennistoetsen en de voorwaarden waaraan de beoogde alternatieve vorm van toetsing zou moeten voldoen. Wat zou jullie advies zijn?

‘De huidige landelijke kennistoets van Engels bestaat maar liefst uit drie onderdelen: grammatica, kennis van land en volk en taalvaardigheid. We hebben het hier binnen het landelijk vakoverleg en met de externe experts peerreview regelmatig over gehad. Ons advies is om de landelijke kennistoets Engels te beperken tot de taalvaardigheidstoets (CPE).’

Welke verbeterpunten zien jullie?

‘Het zou mooi zijn als de direct betrokken collega’s van de lerarenopleidingen Engels in het land ook direct toegang kunnen krijgen tot de extranetomgeving van 10voordeleraar. En dat er meer faciliteringsmogelijkheden komen voor kerntaken zoals de inbedding kennisbasis, formuleren herijkingswensen en borging van het beoogd eindniveau om de PDCA-cyclus richting beoogd eindniveau te doorlopen.’

Het Landelijk Vakoverleg Engels bestaat uit vertegenwoordigers van acht hogescholen, waarbij de Fontys twee leden heeft: één voor de lerarenopleiding in Sittard en één voor die in Tilburg. De overige hogescholen zijn de Hogeschool Rotterdam, Hogeschool van Amsterdam, Hogeschool Windesheim, Driestar Hogeschool, NHL Stenden Hogeschool, Hogeschool Utrecht en HAN University of Applied Sciences.